Toen men drakendoders en wrekken bezong
Het jaar is 608 na Christus. Op een groene heuvel ergens in het Saksenland staat een edele houten hal met een dak van gulden riet en een fraai getooide gevel. Binnen zijn verzameld mannen boud en bulderend bij een groot haardvuur. Rijkelijk vloeit de mede –die fijne honingdrank– onder de ogen van hun vrijgevige heer. En als de avond valt neemt een oude man met sneeuwwitte baard en lokken zijn harp op en begint te zingen. Over de daden van machtige koningen van weleer, over de hachelijke reizen van helden en over de monsters die zij versloegen, voor eer en schatten en de bescherming van mensen.
Veel van deze verhalen, die ooit in heel de Germaanse wereld welbekend waren, zijn verloren gegaan. Soms wordt er nog naar verwezen met wenken en zinspelingen in verhalen die het wel gered hebben, tot gekwelde nieuwsgierigheid van lezers nu. Al deze verhalen zijn veranderd bij iedere overdracht van dichter op dichter. En vaak zijn meerdere verweven tot grotere verhalen, zich afspelend in oude tijden die evenwel buiten de geschiedenis staan, in een mythisch Middenaarde. Het gemoed van vroegere mensen werd gevuurd door de saga, om te spreken met een woord dat in enige vorm in elke Germaanse taal voorkwam.
Menige saga (of raka ‘vertelling’) draaide om het lot van een wrekkio – allen hier in Oudsaksische vorm gegeven. Naar de uitleg van geleerden als J.R.R. Tolkien en de gebroeders Grimm was zo’n man een balling, iemand die van zijn thuis was verdreven, om welke reden dan ook. Het kon een misdaad zijn of de ondergang of onderwerping van zijn volk of vorstengeslacht. Het kon anders de nood om geld zijn of domweg het verlangen naar de gelegenheid tot grootse dingen. Het was vaak ook door de twist om de troon tussen de leden van een koninklijk geslacht.
Een wrekkio was daarom vaak een avonturier, een reizende krijger, niet zelden vergezeld door mannen die hij zelf had uitgekozen en zijn diensten aanbiedend aan de koningen van andere volken. Vandaar dat de Duitse vorm van het woord, Recke, thans de lading draagt van een dappere held. Maar niet iedere wrekkio kon zo’n gejaagd en gevaarlijk leven volhouden en leidde daardoor een armzalig bestaan. En menigeen was met goede reden verbannen, want werkelijk een schurk. Aan die laatste twee herinnert de Engelse vorm van het woord, wretch, dat zowel ‘stakker’ als ‘ellendeling’ kan betekenen. Maar ongeacht zijn aard en de reden van zijn ballingschap: de verhalen over een dergelijk man waren mooi en spannend en spitsten de oren van ieder met enige lust voor belevenis.
De Nederlandse vorm van het woord is wrek. Het is verwant aan wraak en wreken, die oorspronkelijk ‘vervolging’ en ‘vervolgen’ betekenden, en ook aan wraken ‘buiten koers afdrijven’. Hoewel het lijkt op vrek ‘gierigaard’ heeft het niets met dat woord te maken.
Heel bekend in de Germaanse wereld was Sigimund, zoon van Wals. Deze Sigimund woonde vermoedelijk in wat nu Noord-Duitsland is, toog wijd en zijd en verrichtte grootse daden – sommige uit wraak en nijd, sommige waar niemand van wist behalve zijn trouwe strijdmakker en zusterzoon Fitilo. In benauwde toestanden beproefden zij hun geluk tezamen, met zwaarden reuzen vellend. Maar Fitilo was er niet bij toen Sigimund ten leste de draak doodde die een grote schat bewaakte. Hij had zijn zwaard zover door het beest geboord dat het stil bleef steken in de achterstaande rotswand. En terwijl de draak smolt in zijn eigen hitte, bracht Sigimund de buit naar zijn schip. Zo gaat het verhaal in de oudste overlevering ervan, in het Oudengelse heldendicht Béowulf – al zijn de namen daar uiteraard in hun Oudengelse vorm gegeven: Sigemund, Wæls en Fitela. Deze held wordt een wrek genoemd, maar de reden van zijn verbanning wordt niet genoemd.
In de Oudnoordse vertelling van het verhaal, de zogenaamde Vǫlsunga saga ‘verhaal der Walsingen’, hebben de namen de vormen Sigmundr, Vǫlsung en Sinfjǫtli. Maar het verhaal is anders. Sigmundr heeft een zus genaamd Signý die gaat trouwen met ene Siggeirr. Deze aast op Sigmunds zwaard en om het te bemachtingen vermoordt hij uiteindelijk Sigmunds negen broers en hun vader Vǫlsung. Sigmundr zelf kan vluchten met de hulp van zijn zus, bij wie hij later Sinfjǫtli verwekt. Vader en zoon/neef leven als wrekken en weten uiteindelijk Siggeirr te doden en zo Vǫlsung te wreken. Na de dood van Sinfjǫtli verwekt Sigmundr vlak voor zijn eigen sterven Sigurðr bij Hjǫrðis. Het is deze zoon, en niet Sigmundr zelf, die een draak doodt en daarmee grote roem vergaart.
In het Middelhoogduitse Nibelungenlied is het met een heel ander verhaal verweven, een van moord en wraak aan het hof der Bourgondiërs. Sigimund heet hier Sigmunt en speelt slechts een kleine rol. De held van het verhaal is zijn zoon, genaamd Sîfrit. (In hegendaags Duits luiden hun namen Siegmund en Siegfried.) Sîfrit vervult dezelfde rol als Sigurðr, al verschillen hun namen van tweede lid. Net als Sigurðr is het Sîfrit die de draak doodt. Van een Hoogduitse vorm van Fitilo is in deze vertelling evenwel geen spoor, al waren eeuwen eerder in het Oudhoogduitse taalgebied de namen Fizzilo en Sintarfizzilo in gebruik, waarvan de tweede zeer doet denken aan Oudnoords Sinfjǫtli.
Zoals gezegd had menig wrek een ongelukkig lot, waardoor het verhaal vaak op een treurspel of klaagzang kon lijken. In die zin is een van de meest ontroerende voorbeelden een Oudengels gedicht dat verhaalt van een man die ooit het gezelschap en de gulheid van zijn heer genoot, drinkend met zijn makkers rond de haard, en na hun sneuvelen in de strijd als eenzame doler zijn dagen moet slijten in een koude, vergankelijke wereld. Groot is zijn verdriet, maar hij heeft in God de kracht gevonden om door te gaan. Het gedicht heet thans The Wanderer en was van grote invloed op J.R.R. Tolkien.
Van grotere invloed was het reeds genoemde verhaal van Béowulf. Afkomstig uit Gotenland in wat nu Zweden is, vertrok hij naar het hof van de koning der Denen, om hen van het verschrikkelijke gedrocht Grendel te ontzetten. Met bovenmenselijke kracht versloeg hij het monster en diens moeder. Hij vocht vele slagen, ook tegen Franken bij de Rijn, en kwam uiteindelijk tegenover een vreselijke, geduchte draak te staan. Hij was een wrek in de beste zin van het woord: een reizende held.
Bezongen zoals hij zijn weinigen.